Wat een verrassing vanochtend, toen ik de voordeur achter me dicht trok om naar mijn werk te gaan. Hangt er zomaar een tasje aan de buitenkant, met daarin een vers halfje bruinbrood.
Brood uit de hemel? Nee een slimme marketingactie van de lokale bakker, zo blijkt uit het kaartje wat er bij zit.
Als vanzelf gaan mijn gedachten tijdens mijn wandeling naar de symboliek van dit kadootje. Is er niet een spreekwoord wat zegt “Wiens brood men eet, wiens woord men spreekt”? Natuurlijk wordt er nu gesproken over de slimme reclamestunt van de wakkere warme bakker.
Toen de Israëlieten vanuit Egypte door de woestijn trokken, klaagden ze bij Mozes over hun honger. God zelf zorgde toen op een wonderlijke manier (zoals alleen Hij dat kan) voor brood uit de hemel, manna. Iedere dag genoeg, behalve voor de sabbat, dan mochten ze voor meer dagen bewaren.
In het voorbeeld-gebed, het Onze Vader, leert Jezus ons bidden “geef ons heden ons dagelijks brood”. En God geeft uit overvloed, niet alleen brood; Hij wil geven wat wij nodig hebben. En da’s wat anders dan “wat wij willen”.
Daarom vond ik de aktie van de bakker ook zo bijzonder: ik had geen brood nodig, maar God vindt het wel broodnodig dat we ons bewust blijven van alles wat Hij geeft. Als je brood eet, krijg je uiteindelijk vanzelf weer honger.
Daarom is Jezus gekomen. Hij noemt zichzelf niet alleen “het levende Woord”, maar in Johannes 6:35 zegt Hij: “Ik ben het brood dat leven geeft, wie bij Mij komt zal geen honger meer hebben”.
Niet om de lokale bakker het brood uit de mond te stoten. Maar wel om alles in een Groter perspectief te plaatsen!